Geschiedenis van Joannes de Doper Kerk in Hoofddorp
De eerste katholieke inwoners van het dorp aan het Kruis (Hoofddorp) moesten naar de kerk in Heemstede, Bennebroek of Aalsmeer gaan. Dat was soms wel erg ver weg en men zat daar niet altijd te wachten op die onbeschaafde lieden uit De Meer. Een landeigenaar in het midden van de Haarlemmermeer bood daarom zowel voor de katholieke als de protestanten een grote loods aan die ze ´s zondags konden gebruiken. Ideaal was dat niet, want protestanten en katholieken deelden toen nog niet de oecumenische gedachte.
Toen de katholieken in 1856 een stuk land geschonken kregen, lieten ze er direct een houten noodkerk op zetten. Op 5 oktober 1856 droeg pastoor Steenvoorden de eerste mis op. Architect Th. Molkenboer (1796 – 1863) werd gevraagd om twee kerken te ontwerpen, een in Lijnden en een in Hoofddorp. Hij was een van de belangrijkste architecten van het neoclassicisme en de vroege neogotiek.
Molkenboer stond erom bekend dat hij voor elk willekeurig bedrag een kerk kon bouwen. Dat was koren op de molen van de bouwpastoor die er niet op uit was om mooie kerken te maken met allerlei mogelijke tierelantijntjes, maar eenvoudig godshuizen waar parochianen konden bidden. Op 24 mei 1860 kon de kerk te Hoofddorp ingewijd worden. De noodkerk werd omgebouwd tot paardenstal en woning voor de koster.
Na lang zoeken bleek een aannemer uit Tilburg bereid voor weinig geld de beide kerken te bouwen: f.56.900 voor kerken in Hoofddorp en Lijnden, elk met pastorie. De aannemer raakte echter failliet, hij had zich verkeken op de kosten. Met juridische hulp werd een oplossing gevonden om de kerken af te bouwen. Zoeken op zolder Met wat bij andere pastoors op zolder stond werden de kerken verder aangekleed.
Zo kwam in Hoofddorp een hoofdaltaar uit de St. Jan te Schiedam en een preekstoel uit Poeldijk. De preekstoel bleek achteraf een kunstwerk van de vermaarde beeldhouwer J.B. Xaverij. Ook kreeg de pastoor 14 kruiswegstaties cadeau. Het orgel werd besteld en opgeleverd in 1868.
Gebrandschilderde ramen kwamen er pas in de jaren dertig en later. Het hek voor het kerkplein werd in de dertiger jaren geschonken en bestaat uit gemetselde kolommen opgevuld met smeedwerk. Achter de kerk werd eind twingste eeuw een beeldentuin ingericht.
In november 1911 kon begonnen worden met de bouw van de parochieschool. De architect was de Hoofddorper De Hey, die toen toevallig ook in het kerkbestuur zat. Pastoor Soepnel legde op 19 maart 1912 de eerste steen. Tot die tijd zaten de katholieke kinderen op de openbare school waar Dik Trom ook op school ging. Naar leerlingen hoefde niet lang gezocht worden, ze kwamen voor een belangrijk deel van die openbare school. Ongeveer de helft van de leerlingen van de openbare school verhuisde naar de nieuwe St. Josephschool. Welgeteld 185. Voor de lagere school, kleuterschool en de naaischool.
Zusters Franciscanessen schieten te hulp De pastoor reisde stad en land af om leerkrachten te vinden. Voor de meisjes en de jongens tot zeven jaar riep hij de hulp van de zusters Franciscanessen van Etten in die voor degelijk katholiek onderwijs konden zorgen. Er werd een zusterhuis gebouwd naast de kerk waar acht zusters kwamen te wonen, vier voor het onderwijs en vier voor huishoudelijke taken.
Donderdag 29 augustus 1912 werden de leerkrachten en de acht zusters op feestelijke wijze van het toen net geopende station in Hoofddorp gehaald. Het waren de zusters Xaveria, Gonzales, Esperance, Rodriguez, Maria, Aquina, Benedicta, en Helene. Er kwamen ook twee leerkrachten voor de jongensschool: P. Heilker uit Schiedam en W.J.P. Jansen uit Amsterdam. Langzamerhand verdwenen de zusters uit het onderwijs. Na meer dan zeventig jaar, in 1985, keerde de laatste zuster terug naar Etten-Leur.
Tekst: Henri Stroet. (Stichting Meer-Historie)